Ratvang

sinds 1938 een begrip

Mieren

De in Nederland meest voorkomende soorten zijn:

Zwarte wegmier(Lasius niger L.)

Glanzende houtmier(Lasius fuliginosus Latr.)

Grote gele weidemier(Lasius umbratus Nijl.)

Bruine mier(Lasius brunneus Latr.)

De mieren die men in het algemeen zo actief bezig ziet, zijn de ongevleugelde werksters. Afhankelijk van de soort variëren hun afmetingen van 3 – 5 mm. De bruine mier is het kleinst en de glanzende houtmier het grootst van deze soorten. Hun kleuren komen goed overeen met hun benaming.

Het zijn echter niet de werksters, maar de mannetjes en koninginnen die bij het voortplantingsproces betrokken zijn.

De koningin, met een levensduur van 15- 20 jaar, houdt de populatie van haar kolonie op peil. Diep in het nest brengt zij haar leven door met eieren leggen (eistadium 3 – 4 weken).

Eieren, larven (2 – 3 weken) en poppen (1 – 2 weken) worden door de werksters verzorgd. De werksters hebben een levensduur van 2 à 3 jaar. Eenmaal per jaar (juli – augustus bij de zwarte wegmier) zwermen de jonge mannetjes en koninginnen bij duizenden als rookpluimen uit de nestopeningen. Tijdens deze bruidsvlucht worden de jonge koninginnen bevrucht, werpen hun vleugels af en gaan een nieuwe kolonie stichten. De mannetjes sterven vrijwel direct na de paring. Nieuwe nesten worden gebouwd in oude boomstronken, uitgeholde boomstammen of onder tegels en in wegkanten. Gedurende de wintermaanden is de kolonie in rust (buitenshuis).

In het voorjaar wordt weer volop met de productie van eitjes begonnen en de eerste nieuwe werksters verschijnen in juni – juli. Vanuit oudere kolonies kunnen de activiteiten al eerder beginnen, zodra de weersomstandigheden gunstig zijn (vroeg, warm voorjaar).mieren

Al naar gelang hun soort maken mieren jacht op kleine rupsen, vliegen en andere insecten, oogsten zaadkorrels, kweken schimmels of verzamelen de zoete honingdauw van blad- en schildluizen. In dit opzicht doen zij de mens geen overlast, kunnen zelfs nuttig zijn.

Anders wordt het wanneer zij tegels van tuinterrassen, trottoirs en paden als bescherming prefereren (verzakking) en via kieren langs deuren en geopende ramen woningen en gebouwen binnenkomen. Via keukens (aanrecht), provisiekasten en voorraadkelders gaan zij op zoek naar vooral zoete producten en komen dan soms massaal in suiker- of jampot terecht.

Omdat de nesten zich meestal buitenshuis bevinden, dáár beginnen met bestrijden.